Waarom we – ondanks hyperloops, e-bikes en zelfrijdende auto's – nog altijd gemiddeld 90 minuten per dag reizen. En wat dat zegt over onze natuur én onze toekomst.
Of we nu met de benenwagen op pad gaan, een paard inspannen, of in een zelfrijdende zonneauto stappen – onze vervoermiddelen veranderen razendsnel. Maar één ding is al duizenden jaren opvallend constant gebleven: we reizen gemiddeld zo’n 60 tot 90 minuten per dag.
In de prehistorie, de Romeinse tijd en vandaag de dag: de mens lijkt biologisch geprogrammeerd om dagelijks ongeveer anderhalf uur onderweg te zijn. Niet omdat het moet, maar omdat het kan.
Deze constante reistijd werd in 1977 opgemerkt door de Nederlandse onderzoeker Geert Hupkes, en staat bekend als de Brever-wet. Later werd zijn observatie bevestigd in wereldwijd onderzoek: of je nu in Tokyo, New York of Amsterdam woont, arm of rijk bent – mensen besteden overal ongeveer evenveel tijd aan verplaatsing. Alleen de afstand verandert.
Want als we sneller kunnen reizen, kiezen we er niet voor om eerder thuis te zijn – we reizen simpelweg verder.
Hoe sneller we reizen, hoe verder we wonen
Mobiliteitsinnovatie betekent niet dat we ons minder hoeven te verplaatsen, maar dat onze wereld groter wordt. Wat vroeger een dagtocht was, leg je nu in een uur af. En dus trekken we verder van ons werk, verlaten we het dorp van onze ouders, winkelen we in andere steden.
Vervoer verandert de vorm van onze steden. Het oude Rome strekte zich uit over een gebied van ongeveer vijf kilometer in doorsnede – de afstand die een mens comfortabel te voet kan afleggen in een uur. De schaal van de stad was letterlijk afgestemd op het menselijk lichaam.
Autosteden zoals Los Angeles zijn het tegenovergestelde. Daar strekt het stedelijk gebied zich uit over meer dan honderd kilometer. In de beginjaren van de auto was dat ideaal: je reed overal snel naartoe. Maar inmiddels raken de wegen verstopt en wordt mobiliteit onvoorspelbaar. Een stad die ooit ontworpen was op vrijheid van beweging, wordt nu beperkt door stilstand.
Een magneettrein brengt je straks in 45 minuten van Osaka naar Tokio. Elon Musk droomt van een hyperloop die San Francisco en Los Angeles in een halfuur met elkaar verbindt. Wat volgt? Het samensmelten van megasteden. De Brever-wet blijkt ruimtelijke gevolgen te hebben.

Grenzen vervagen – maar niet voor iedereen
De uitdijende actieradius heeft ook schaduwkanten. Meer afstand betekent meer energieverbruik, meer CO₂-uitstoot. En: meer ongelijkheid.
Wie geen auto of snelle treinverbinding heeft, raakt geïsoleerd. De bakker verdwijnt uit het dorp, want iedereen met een auto rijdt naar de grote supermarkt verderop. De jetset vliegt voor een middagje shoppen naar Parijs, terwijl anderen moeite hebben om een stage of baan in de stad te bereiken.
Tegelijkertijd bieden slimme alternatieven kansen om mobiliteit eerlijker en efficiënter te maken. De opmars van de elektrische fiets vergroot het bereik van fietsers van 5 naar 15 of zelfs 25 kilometer – zonder dat daarvoor een auto nodig is. Daarmee verandert niet alleen ons vervoermiddel, maar ook de schaal waarop we wonen en werken. Plots wordt een dorp op 20 kilometer van de stad wél een realistische woonoptie.
Mobiliteitsexpert Carlo van de Weijer pleit daarom voor een fietsmetronetwerk: een stelsel van brede, vrijliggende en conflictvrije fietspaden die stedelijke gebieden efficiënt met elkaar verbinden. Door te investeren in dit soort infrastructuur wordt fietsen op middellange afstanden aantrekkelijker dan autorijden – met positieve effecten voor leefruimte, gezondheid én bereikbaarheid.
Reizen zonder frictie
Toch verandert er iets fundamenteels: reizen wordt steeds minder reizen. Waar je vroeger liep, reed of rammelde in een koets, kun je nu ontspannen, werken of slapen onderweg. Treinen, bussen en vliegtuigen bieden steeds vaker voorzieningen waarmee reizigers kunnen werken, gamen, ontspannen of communiceren met thuis. De verplaatsing wordt geen onderbreking meer, maar een geïntegreerd onderdeel van de dag.
De Belgische supermarktketen Colruyt introduceerde zelfs een kantoorbus waarin medewerkers uit Gent al aan het werk gaan terwijl ze naar het hoofdkantoor rijden. Achtentwintig werkplekken, Wi-Fi, goede koffie. De reis verdwijnt – de tijd wordt direct benut.

De nieuwe nomade
Wat betekent dat voor onze toekomst? Als reizen geen belasting meer is, als de verplaatsing zelf geen tijd meer “kost”, dan komt de Brever-wet onder druk te staan.
We worden tegelijkertijd honkvast én nomadisch. Onze woning staat op één plek, maar ons leven speelt zich af op meerdere locaties tegelijk. Werken, eten, ontmoeten – het kan allemaal onderweg. En waarom zouden we dan nog stoppen na negentig minuten?
In een verre toekomst, als we naar andere planeten reizen, kan reistijd langer duren dan een mensenleven. Misschien leven we dan in geavanceerde ruimteschepen – onderweg als levensvorm. Maar de drijfveer blijft dezelfde: de menselijke neiging om te bewegen, te ontdekken, te zoeken naar het groenere gras achter de volgende berg.
De snelheid van onze voertuigen groeit. Onze reistijd blijft gelijk – of niet? Misschien staan we aan de vooravond van een mobiliteitsrevolutie waarin niet afstand, maar betekenis de nieuwe maatstaf wordt. En misschien reizen we dan niet meer omdat we ergens heen moeten, maar omdat we onderweg willen zijn.
De reis als verlangen.
Comments (0)
Share your thoughts and join the technology debate!
Be the first to comment!